-
1 taille
taille [taaj]〈v.〉2 maat4 bewerking ⇒ (het) snoeien 〈 van struiken, bomen〉 ⇒ (het) slijpen 〈 van diamanten, potloden〉 ⇒ (het) houwen 〈 van steen〉♦voorbeelden:à la taille de, de la taille de • overeenkomstigun adversaire à sa taille • een tegenstander van hetzelfde formaatde la taille de • zo groot als, van het formaat van 〈 ook figuurlijk〉de taille • flinkêtre de taille à faire qc. • tot iets in staat zijnne pas être de taille • er niet tegen opgewassen zijnpantalon à taille basse • heupbroekêtre bien pris de taille, avoir la taille bien prise, être de taille bien prise • een slanke taille hebbenserré à la taille • ingesnoerd4 taille brute • hardsteen, ruwe steentaille douce • kopergravuref1) lengte, grootte2) maat3) middel, taille4) (het) houwen, slijpen -
2 repassage
-
3 polissage
polissage [polliesaazĵ]〈m.〉m -
4 tailler
tailler [taajee]1 snijden♦voorbeelden:1 tailler dans le vif • in het vlees snijden, het mes erin zettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ bavette1 zich toe-eigenen ⇒ zich verzekeren van, zich verwerven♦voorbeelden:2 taille-toi! • smeer 'm!v1) (uit)snijden2) snoeien3) slijpen4) houwen5) uitknippen -
5 rectification
rectification [rektiefiekaasjõ]〈v.〉frechtzetting, correctie -
6 abrasion
abrasion [aabraazjõ]〈v.〉1 (het) (af)schuren, -slijpen ⇒ uitschuring, -slijping
См. также в других словарях:
Christiaan Huygens — Born 14 April 1629 … Wikipedia
Wasser — 1. Alle kleinen Wasser laufen in die grossen. – Simrock, 11227; Körte, 6528; Braun, I, 4928. »Die kleinen Wasser allgemein laufen in die grossen hinein.« Die Russen: Das Wasser, was die Ladoga der Newa gibt, gibt die Newa dem Finnischen Meerbusen … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Germanic strong verb — In the Germanic languages, a strong verb is one which marks its past tense by means of ablaut. In English, these are verbs like sing, sang, sung. The term strong verb is a translation of German starkes Verb , which was coined by the linguist… … Wikipedia
Pfannkuchen — (s. ⇨ Pfanntätsch). 1. Dat de Pankauken rund ist, süt me am Rande. (Sauerland.) 2. De gebacke Foankich fläge nit än der Laft eräm. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 459b. 3. De sick vör n Pannkôken utgift, wart dervor upfreten. (S. ⇨ Hund 1280… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon